MAYA - GODEN, CULTUUR & ARCHITECTUUR

Geplaatst op vrijdag 08 mei 2009 @ 10:02 , 1461 keer bekeken

DEEL 2
Tempelbouwers gedurende eeuwen De godenwereld van de Maya's is ongelooflijk ingewikkeld, met een onoverzichtelijke reeks zeer gespecialiseerde goden. Waarschijnlijk moet de religie van de Olmeken model gestaan hebben, zeker voor wat de verering van de jaguar en de slang betreft. Binnen hun landbouwmaatschappij was de regengod Chac uiteraard de belangrijkste godheid. Zijn slurf - masker vsiert vele gevels en ook de hoofdtooi van de ahaw. Maar elk voorwerp had een ziel, bezat potentiële kracht.
De eerste moeder was de maangodin, de eerste vader was de maïsgod. Zij hebben de wereld geschapen door het uitspreken van het woord "Aarde". Volgens de Maya's bevinden we ons in de vierde schepping, de vierde wereld (volgens de Mexica al in de vijfde).
De hemel werd uit de oerzee gelicht, door een wereldboom gesteund en met de onderwereld via de bovenwereld verbonden. Deze laatste lag in het midden van de oerzee, op de rug van een reusachtige schildpad (of krokodil?).
Xibalba was de onderwereld van de Maya's, de plaats waar de menselijke zielen zich ophielden. Elke mens had volgens hen trouwens twee zielen: de Chulez en de Way. De eerste komt ongeveer overeen met wat wij onder "ziel" verstaan. De Way is een 'andere ik', in de vorm van een dier of een geest, die hetzelfde waarneemt en ondergaat als de 'werkelijke ik'.
Priesters en ahawob kunnen via een trance de wayob (van de voorvaderen bv.) oproepen of zichzelf in een way veranderen. Die trance wordt bereikt via dansen, drugs (krachtige tabak, hallucinogene paddestoelen) en persoonlijke bloedoffers (doorboren van de tong bij de vrouwen, de penis bij de mannen). Daardoor verschijnen er visioenen in de vorm van slangen die de opgeroepen wayob in hun opengesperde muil aandragen.
De Maya's zagen in de melkweg de afbeelding van die wereldboom.
De Maya's beschouwden hun ahaw ook als de personificatie van de wereldboom: hij vormde immers het middelpunt van het bestaan en zorgde er via de ritus voor dat de poort naar de onderwereld voor het volk geopend werd. Ook daardoor steeg de ahaw in aanzien. Zijn bloedoffer werd dikwijls vergeleken met de maïskolf.
Maïs kan zichzelf niet uitzaaien. De mens moet eerst de schutbladeren verwijderen. Zonder de hulp van de goden kan de mens evenmin overleven. Via een bloedoffer, het kostbaarste waarover de mens beschikt, wordt hun hulp ingeroepen. Overleven betekent dus het resultaat van de offerbereidheid van de ahaw.
Bruiden van de regengod
Bruiden voor de Regengod
Eén van de meest dramatische rituele gebruiken was het offer aan de Regengod bij de zogeheten Heilige Bron in Chichen - Itza. Voor een meisje, beweerden de priesters, was het een grote gunst zichzelf te mogen schenken aan deze god, die in een paleis woonde, diep in het water van deze bron
Elk meisje wou graag die bruid worden en elke verkiezing verwekte een grote spanning onder de Maya - meisjes. Eenmaal de keuze gemaakt, werd de bruid - fraai uitgedost - door twee priesters opgepakt en met grote kracht in de bron geworpen en was . het huwelijk voltrokken.

Het rituele balspel
Dank zij de Popol Vuh, een soort Bijbel van de Maya's, weten wij heel wat over het balspel, dat eigenlijk een rituele rol vervulde. Het pre-Columbiaanse boek werd in de 16de eeuw in Latijns schrift door Maya-schrijvers omgezet. In de 17de eeuw werd het nogmaals gekopieerd en vertaald, maar het origineel ging daarna verloren.
Het verhaal behandelt de beproevingen van de goddelijke tweelingen Hunahpu en Xbalanke in hun streven om hun voorvaderen uit de onderwereld te verlossen, en door hun eigen bloedoffer het voortbestaan van de mensheid te verzekeren. In dat boek kunnen zij tot de onderwereld doordringen via het balspel. Het veld wordt daarin "de straat naar Xibalba" genoemd.
Het terrein kan verschillende vormen aannemen, maar is steeds een rechthoek die gemiddeld 20 tot 30 meter lang is. Het veld in Chichen-Itza is het grootste met een lengte van 150 m. De oudste velden dateren uit de tiende eeuw v.C. De stenen ringen aan de zijkant (met een diameter van 10 tot 50 cm) zijn er pas later bijgekomen. De spelers mochten alleen heupen, knieën en ellebogen gebruiken. Aan elke zijwand bevond zich een stenen ring waardoor men de bal moest krijgen.
Door deze ring moest de bal Men vermoedt dat de oorsprong van het spel bij de Olmeken moet gezocht worden, want de bal waarmee men speelde, was uit rubber gemaakt en rubberbomen komen alleen voor in dat gebied.
Men twijfelt er ook aan of de bal wel massief was. Er zijn aanwijzingen (o.a. de bal in het reliëf in Chichen-Itza) dat de kern bestond uit een schedel. De bal was het symbool van de levenskracht, het bloed dat moest vloeien om de verbinding tussen leven en dood te leggen. De spelers zorgen er symbolisch voor dat die levenskracht geactiveerd wordt.
Hun aantal varieert van twee tot zeven. Was één van hen een soort scheidsrechter of belast met de opslag? Wellicht speelde de ahaw ritueel mee. Het is echter zeker dat er dikwijls gespeeld werd tegen een ploeg van de onderworpen stad volgens rituele regels die uitliepen op het offeren van de gevangenen.
De spelers droegen beschermende kledij of beschutting aan de knieën, handen, onderarmen, heupen en borst. Bepaalde uitrustingstukken zoals "jukken", "palmen" en "bijlen" zijn ook in steen of jade weergegeven, en hadden dan een rituele betekenis.

Maya kalender
Men is er relatief vroeg in geslaagd het nulpunt van de Mayakalender te bepalen waardoor een omrekening naar onze tijdrekening mogelijk werd. Dit nulpunt is de dag waarop de goden met de vierde schepping (een vierde "wereldcyclus") begonnen zijn, namelijk op onze 13 augustus in 3114 v.C.! Nagenoeg op alle inwijdingsopschriften in het klassieke tijdperk vermelden de Maya's hoeveel dagen er sindsdien verlopen zijn, de zogeheten "Lange Telling".
Maya kalender
Meesters in de wiskunde
Zij waren ook al meesters in de wiskunde toen de Romeinen in Europa nog allen maar een primitief optelsysteem kenden. De Maya's gebruikten amper drie symbolen: een streep voor 5, een punt voor elke eenheid tot en met 4 en een gestileerde schelp voor de 0. In combinatie konden zo getallen worden gevormd, waarbij de volgorde van de 0 al essentieel was.
Zij rekenden met twintigtallen en de waarde steeg naarmate men in een verticale kolom van beneden naar boven kwam: de laagste groep strepen en stippen gaf het aantal eenheden aan, de groep onmiddellijk daarboven het aantal vierhonderdtallen (of 20 x 20).
De Maya's wisten nochtans niet dat de aarde rond de zon draait. Glas en dus optische instrumenten waren hen onbekend. Zij keken tussen een paar gekruiste stokjes door om de wijzigende positie van zon en planeten te berekenen. Hun priesters berekenden ook de cyclus van de maan en van de planeet Venus en bezaten tabellen om zonsverduisteringen te voorspellen.
Hun kalender was in elk geval heel nauwkeurig, een bewijs van hun ver gevorderde astronomische observaties.
De hemel was eveneens in sterrenbeelden ingedeeld, en zij kenden zoiets als een dierenriem voor hun astrologische voorspellingen.
Eigenlijk gebruikten de Maya's drie in elkaar grijpende tijdrekeningen:
- het rituele jaar, de Tzolkin, van 260 dagen
- het zonnejaar, de Tun, van 365 dagen, bestaande uit 18 maanden van 20 dagen en 5 eindejaarsdagen
- de rituele cyclus van 819 jaren, d.w.z. product van de heilige getallen 7, 9 en 13
De combinatie van de beide eerste systemen levert een cyclus van 52 jaar op, namelijk wanneer het einde van de ene kalender samenvalt met het slot van de andere. Deze periode was voor de Maya's bijzonder belangrijk. De overgang van de ene naar de andere cyclus werd speciaal gevierd met ceremonies en mensenoffers. Volgens de Maya's bestond de kans immers dat de vierde schepping dan ook meteen zou afgesloten worden. Ook de periode van 20 jaar (een Katun) werd heel feestelijk beëindigd.

Taal en schrift
De huidige 6 miljoen nazaten van de Maya's spreken 31 Mayatalen die evenveel van elkaar verschillen als bijvoorbeeld de Germaanse talen onderling. We mogen aannemen dat deze verschillen in hun oudheid ongeveer dezelfde zullen geweest zijn. Het Maya dat destijds in Yucatán gesproken werd, is de enige Mayataal die zichzelf als zodanig heeft betiteld. Het was de taal van de Itza uit Chichen-Itza en omgeving.
Maya hiëroglief De ontcijfering heeft in de laatste 10 jaren enorme vooruitgang geboekt en heel wat vastgeroeste stellingen totaal overhoop gegooid, maar is nog niet compleet in orde. Van doorslaggevend belang is het werk van de Russische geleerden Proskouriakoff en Knorozov.
De ene ontdekking volgt de andere nu in zo'n snel tempo op (soms zelfs met maar een paar weken tussentijd!) dat de betrokkenen nauwelijks de tijd vinden om hun resultaten te publiceren. Zij circuleren in beperkte, voorlopige vorm alleen nog in die middens die zich thans op dat gebied speciaal toeleggen.
Het proto-Mayaans moet ontstaan zijn rond 2000 v.C. Het schrift zelf ontstond pas rond 400 vC. De oudste stele met in-scripties dateert uit 197. In de loop der eeuwen is het trouwens geëvolueerd. Het betreft hier een geheel eigen schrift, het verst ontwikkeld op dat continent, met tekens voor woorden en lettergrepen, dus een logo-syllabisch systeem dat 5 klinkers en 21 medeklinkers ook met behulp van leestekens kan weergeven.
Teksten uit pre-Columbiaanse tijden kennen we bijna uitsluitend als inscripties op steles, op aardewerk en andere gebruiksvoorwerpen en sieraden. Gelukkig voor ons gebruikten de Maya's daarvoor meestal een soort standaardzin, die de datering, de eigenaar en de opdrachtgever, het doel en zelfs de naam van de kunstenaar kon bevatten.
De Maya's noteerden hun teksten in een soort vouwboeken (codices), bestaande uit bewerkte boomschors. In overdreven blinde godsdienstijver hebben de Spanjaarden nagenoeg alle manuscripten vernietigd: zij waren voor hen immers onleesbare teksten van goddeloze barbaren die slechts des duivels konden zijn en dus liefst zo snel en grondig mogelijk dienden te verdwijnen.
Gewillige schrijvers werden omgeschoold in het gebruik van het Latijns schrift en op zeer korte tijd verdween de kennis van het eigen Maya-schrift.
Een gedetailleerd bericht over die taal geeft ons bisschop Diego De Landa (in de 16de eeuw bisschop van Merida) in zijn werk "De Toestand in Yucatán". Hij verklaart daarin ook een aantal tekens. Hij is echter zelf de hoofdverantwoordelijke geweest voor een grondige verwoesting van de Mayacultuur. Slechts 4 handschriften uit de pre-Columbiaanse periode zijn er thans nog bewaard! Zij zijn tot ons gekomen via de koninklijke curiosakabinetten in West-Europa.
Tot Alexander Humboldt werden zij zelfs voor een soort Aztekenschrift gehouden. Daarna had men het een tijdje over het "Schrift van Otulum", naar een riviertje bij Palenque. Deze 4 codices zijn genoemd naar hun bewaarplaats:
- de Dresden, de mooiste codex, met een Maya-kalender en astrologische bevindingen,
- de Madrid, de langste codex, met een hoofdstuk over de bijenteelt,
- de Parijs, de kortste en in slechte toestand, eigenlijk een soort almanak,
- de Mexico, die pas in '1971 is opgedoken in een Amerikaanse privé-verzameling.
In graven zijn ook nog fragmenten gevonden, maar die bevinden zich in zo'n slechte staat dat ze totaal onbruikbaar zijn.
Een woordje Maya is zelfs tot onze taal doorgedrongen: kakaw, ofte cacao...
Piramide van Palenque
Stad en piramide
De gewone Maya-stad kon tot 20 000 inwoners tellen, maar hun "grootsteden" nog veel meer. Rondom de centrale plaza bevonden zich de paleizen en de tempels. In de grotere steden, met meer uitgebreide adellijke families, hadden zij hun gebouwen rond plazualas (pleintjes) gebouwd, die dan als satellieten het centrale plein omringden.
Aan de periferie woonden de eenvoudige boeren en ambachtslui in adobe hutten, geschraagd door houten palen en bedekt met houten dak of een dak uit palmbladeren. Gezien het vergankelijk materiaal is er in dat klimaat bitter weinig overgebleven.
Elke nieuwe ahaw diende zijn macht telkens weer te bevestigen en te demonstreren door het oprichten van grote bouwwerken, steles of graven. De religieuze bouwsels werden opgetrokken bij allerlei bijzondere gelegenheden, zoals het afsluiten van een cyclus of een katun, bij militaire overwinningen, troonsbestijgingen, enz... De gebouwen waren bedoeld als uitstraling van zijn grootheid, de zichtbare rechtvaardiging van zijn aanspraak op bijzondere voorrechten, die telkens veeleisender werden om zijn voorganger te overschaduwen. De oudere piramides werden niet gesloopt, maar zorgvuldig overbouwd.
De goddelijke afkomst van de ahaw werd duidelijk gemaakt via steles. Het volk moest wel onder de indruk zijn van de maskers in stucwerk, de overvloed aan mythologische symbolen en verwijzingen, de schitterende kleuren. Bepaalde ceremonies moesten de indruk van de vergoddelijking nog versterken.
De erfgenaam-opvolger zorgde er dan ook voor dat zijn voorganger luisterrijk bijgezet werd zodat die goddelijkheid ook op hem afgestraald werd. Die religieuze systemen en symbolen waren in de hand van specialisten - priesters die uit de adellijke families stamden en dus hun eigen stand maar al te graag ten volle beschermden en bevestigden.

Piramiden
Overbouwing van piramides redde de onderliggende gebouwen, maar leidde eveneens tot de vernietiging van waardevolle gegevens, doordat de archeologen aanvankelijk via massale tunnels en boringen die lagen onderzochten. Piramides konden gemakkelijk tot 30 meter hoog worden. In El Mirador staat er zelfs eentje van 70 meter!
Toen de Mexicaanse archeoloog Alberto Ruz Lhuillier in 1952 in een piramide in Palenque het graf ontdekte van de ahaw Pakal heeft men via de daaropvolgende opgravingen snel vastgesteld dat de piramides net zoals hun Egyptische collega's ook zeer dikwijls graftombes waren.
De bouw was trouwens een delicate aangelegenheid. Daarom nam men zijn toevlucht tot terrassenbouw, met steile hellingen om de massa te reduceren. De raaklijnen van de vlakken werden afgerond.
De trappen zijn eveneens erg steil, eigenlijk niet gemaakt om door het gewone volk elke dag bestegen te worden. Alleen de priesters, de heersers en hun kleine kring hadden toegang tot het heiligdom op de top. Ook dat verhoogde hun aanzien.
Als bouwmateriaal werd gebrande kalk gebruikt. Het bouwen gebeurde met slechts stenen werktuigen, zonder karren, zonder trek- en lastdieren, zonder katrollen...

Tempels, paleizen, observatoria, torens ...
Typisch voor de Maya-architectuur is het Maya-gewelf, dat eigenlijk geen gewelf was, maar een overkraging, het naar elkaar toe bouwen van de wanden. De bovenste horizontale sluitsteen vangt geen spanning op, maar is een gewone deksteen. Deze techniek laat uiteraard slechts kleine overspanningen toe (tot 2 meter, hoogstens 2,5 meter).
Tijdens de bouw werden houten balken horizontaal in de muren geplaatst om instortingen te vermijden. Inmiddels zijn deze palen meestal vergaan, maar de openingen zijn nog zichtbaar. Grote ruimtes konden dus alleen verkregen worden door lange gangen of door het parallel plaatsen van kortere gaanderijen die via deuropeningen met elkaar verbonden waren. Boven deze openingen werd het gebouw geschraagd door houten dwarsbalken. In de loop der tijden braken zij en veroorzaakten ineenstortingen.
Tempel in Belize Vensters waren er niet. Het licht kwam binnen door de deuropeningen. Door deze weinige openingen en de meterdikke muren bleef het binnen koel. De kleine vertrekken waren bepleisterd en soms voorzien van muurschilderingen. Een stenen bank diende als zit- of slaapgelegenheid. Het leven speelde zich trouwens meestal buiten af.
Later werden er ook horizontale houten daken gebruikt, geschraagd door pijlers, waardoor veel grotere ruimten konden overdekt worden. Paleizen telden soms twee niveaus, zelden drie. De muren moesten dan wel loodrecht op elkaar staan om de druk verticaal af te leiden. In Edzna en Tikal staat er een gebouw met vijf kleine verdiepingen. Op lagere tempels bouwde men dikwijls een cresteria ("hanenkam") om ze hoger en groter te doen lijken. Deze valse gevelmuur werd naargelang de regio verschillend uitgevoerd.
Bij de inwijding van tempels, piramides en paleizen werden er offervoorraden begraven met een streng voorgeschreven inhoud naargelang de astrologie. Zij moesten magische krachten aan het gebouw verlenen en tevens als een soort religieuze accu ook dat soort krachten verzamelen. Mensenoffers waren daarvoor heel geschikt. Kwam het gebouw in onbruik of werd het overbouwd, dan moesten die krachten eerst vrijgelaten worden door de rituele doding van de offervoorwerpen. Dergelijke depots moesten trouwens bij tijd en wijle vervangen worden omdat men vreesde voor een te hoge spanning tussen de steeds groter wordende magische lading en de omgeving...

Steles
Zij vervulden de rol van "eerste stenen", monumenten en herdenkingsplaquettes. Ze werden bij de nieuw opgetrokken gebouwen geplaatst om tekst en uitleg te verstrekken, of soms ook apart om bepaalde feiten te vereeuwigen. Ze waren voorzien van inscripties en bas-reliëfs.
Eigenlijk kunnen steles als propaganda voor het regime beschouwd worden. Zij waren soms zo geplaatst dat ze in chronologische volgorde door de zon konden gelezen worden.
Dikwijls houdt de ahaw zijn rechterhand in de richting van het oosten om zo van de zonnegod een maximum aan spirituele lading te kunnen ontvangen.

Versterkingen en ...sacbe
Vooral aangelegd na de 6de eeuw om weerstand te kunnen bieden aan het toenemend oorlogsgeweld.
Sacbe of "witte wegen" waren dammen van 8 tot 20 meter breed, bezet met witte kalk, die de monumentale of sacrale gebouwen van de stad met elkaar verbonden en zelfs de stadstaten onderling. Zo konden ze tot 100 kilometer lang zijn. Het betreft hier geen echte verkeerswegen aangezien er geen rijtuigen waren!
Deel 1:Geschiedenis en volk
Deel 3: Tijdlijn en volkeren Meso-Amerikaanse beschavingen


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: